De cello is een strijkinstrument dat bestaat uit een houten klankkast waarover vier snaren zijn gespannen.
De cello lijkt uiterlijk op de viool, alleen is hij veel groter. De cello is zo groot dat hij niet onder de kin kan worden gehouden, maar met een ijzeren pin op de grond staat. De cello wordt bespeeld met een strijkstok.
De toonhoogte bepaal je door de vingers van je linkerhand op de snaren te zetten. Hierdoor kun je van héél laag tot heel hoog spelen. Je kunt, net als op een viool, ook tokkelen in plaats van strijken, of meerdere noten tegelijk spelen.
Door zijn lage, warme klank is de cello onmisbaar in orkesten en ook in veel ensembles vind je de cello.
Cellospelen kun je leren vanaf een jaar of 6, afhankelijk van je lengte en de kracht in je vingers.
Voor kinderen zijn er cello’s in kleinere maten; deze zijn te huur via het Kunstencentrum, of bij vioolbouwers in de regio.